Voorwoord bij de Nederlandse uitgave
Yuhanun Qashisho was verscheiden jaren chefredacteur van het maandblad HUJADA dat door Assyriska Riksförbundet in Zweden wordt uitgegeven. Al eerder had hij zich in verschillende geschriften en gedichten kritisch met het thema van de nationale identiteiten de rol van de kerken beziggehouden.
Hij behoort zonder twijfel tot de nieuwe generatie van Assyrische dichters en denkers. Het was ons vanwege de actualiteit de moeite waard om dit boekje in het Nederlands te vertalen. Voor dit moeilijke werk willen wij Geert Lassche bedanken. Ook willen we Gabriëlle Murk voor de correctie en Isa Sumer voor de vormgeving en redactie bedanken.
Wij hebben de laatste tijd geconstateerd dat ons volk ten onrechte verschillende namen krijgt en hopen dat dankzij dit boekje één en ander iets duidelijker wordt.
Centrum voor Informatie en Documentatie Assyrië
februari 1996

Inleiding
De historische wortels van onze cultuur die in onze geboortestreek Mesopotamië (Beth-
Nahrin) liggen, gaan tot zesduizend jaar terug. De sterkste indruk liet ze deze werled na door
de tijddocumenten uit het gebied tussen Babylon en Nineve. In de geschiedenis werd het
beeld van onze cultuur en civilisatie gevorm door onze voorvaderen: de Sumeriërs,
Akkadiërs, Babyloniërs, Chaldeeërs en later ook de Assyriërs.
Vakmensen en wetenschappers die zich met de oude geschiedenis bezighouden, bevestigen in
hun boeken de belangrijke voorhanden zijnde prehistorische- en vroeghistorische kanten van
de uiterst rijke en veelzijdige cultuur. Ook zou de maatschappij van ons voorgeslacht op
grond van de vermelde culturele werken de hele mensheid verrijkt hebben en daardoor
belangrijke impulsen tot verdere ontwikkeling hebben gegeven. Ondanks de talrijke
wetenschappelijke en historische feiten die wij tegenwoordig kennen, hebben wij geen
betrouwbaar beeld van de omstandigheden waaronder onze voorvaderen hun eerste staat
stichtten. We weten dan ook niet, wie als eerste mens zijn voet in Mesopotamië zette, noch
hoe zij deze grond betraden.
Onze voorvaderen spraken een taal die van Semitische oorsprong was. De dialecten waren
allemaal nauw aan elkaar verwant; daarom lijkt het juist om van één enkele taal te spreken.
Want de wortels van deze dialecten hebben één oorsprong; het geografisch gebied waarin ze
voorkwamen. Afgezien van een gemeenschappelijke economie en politieke en religieuze
betrekkingen, vormden de dialecten Sumerisch, Babylonisch, Akkadisch, Chaldees en
Assyrisch een samenhangend geheel. Het grootste deel van de genoemde dialecttalen
handhaaft zich heden ten dage in onze boeken en literatuur (zoals de woordenschat, de
grammatica en omgangstaal). Maar in de loop der eeuwen kwam het ook tot veranderingen en
ontstonden er bepaalde afwijkingen. Deze verliepen parallel met talloze andere
ontwikkelingen in de maatschappij. In een bepaalde periode was de letter ‘Shin’ [S]
overheersend. Zo was bijvoorbeeld de naam van God ‘Assur’ [Ashur]. Ook veel andere
koningsnamen kregen deze klank.
De bovengenoemde volksgroepen van Semitische oorsprong waartoe onze voorvaderen
behoren, stichtten al snel grote nederzettingen, dorpen en gemeenschappen in onze
geboortestreek Mesopotamië. Dit stimuleerde de materiële en culturele vooruitgang;
uiteindelijk schiepen ze een staat en een rijk die op dit fundament steunde. Precies op dit
tijdstip echter ontstonden er meningsverschillen tussen de volksgroepen van onze
voorvaderen. De consequentie was dat de ene groep oppermachtig ten aanzien van de andere
werd. Talrijke dorpen en nederzettingen waaronder onze vruchtbaarste gebieden werden
slachtoffer van deze (vaak agressieve) conflicten. Pas later kwam het tot historische
samensmelting van deze volken.
Een gedeelte van deze volksgroepen van Semitische oorsprong waren de Arameeërs: ze
bezaten dezelfde godsdienst, dezelfde plaatsen van godsverering en goden. Ook werd dezelfde
religieuze terminologie gebruikt voor zowel mythologie als voor gewoonten en gebruiken.
Het Gilgamesch-epos is hier een voorbeeld van. Aan de andere kant zien we dat het grootste
deel van de Arameeërs al ten tijde van koning Sargon II (700 v.Chr.) rondtrok in de omgeving
van Damascus en Hama. Naast landbouw was kunstnijverheid in verschillende ambachten een
bron van inkomsten en werden veel gebruiksvoorwerpen vervaardigd.
Uit de Sumerische beschaving kwam Akkad en diens staat voort, daaruit de Akkadiërs, dan
Babylon en diens staat. Daarna ontstond – dat wil zeggen uit de Sumerische, Akkadische en
Babylonische (Chaldeese)- een machtige Assyrische beschaving die haar heerschappij over
anderen uitbreidde. Na het stichten van de staat, schiepen de Assyriërs een rijk dat zou
bestaan tot en met 28 augustus 612 v. Christus; de val van Nineve.
De naam ‘Assyriër’ is behalve van de stad Assur (gelegen aan de oever van de Tigris) ook
afkomstig van de omringende stammen van de Assur en de god ‘Assur’. Soms kwam het
tussen beide grote zustersteden Babylon en Nineve tot onenigheid en militaire conflicten. Het
grootste geschilpunt was welke van de twee steden het lot van het hele rijk zou bepalen. Het
ging in deze strijd dus niet alleen om de verovering of heerschappij over de ander. Belsasar en
Nebukadnesar (koningen van Babylon) verbonden zich met de Perzen, om Nineve ten val te
brengen; dit gebeurde 612 v. Christus. Dit foute gedrag echter leidde dan ook 538 v. Christus
tot hun eigen ondergang; opnieuw dankzij het verbond met de Perzen.
De gecentraliseerde staat van de Assyriërs die uit de steden Assur, Kalach, Dorsharokin en
Nineve ontstond en zo tot en met de 13e eeuw v. Christus een wereldrijk vormde, ontwikkelde
zich in de daaropvolgende honderden jaren. De koningen die tot de opbloei bijdroegen, zijn
de volgende (tijden zijn de regeringstijden of het begin daarvan):
Assur-Ubalit 1340 voor Chr. Salmannasar III 746-728
Tukulti-Urta I 1232 Sargon 722-705
Tiglat-Pilesar I 1100 Sanharib 705-681
Assurnasirpal I 885-860 Asarhaddon 681-668
De naam Assur
Onder de heerschappij van de grote koning Tiglat-Pilesar I (1100 v. Christus) breidden de
grenzen van het rijk zich uit tot de oevers van de Middellandse Zee. Verschillende volken die
woonden binnen de grenzen van het rijk noemden zich in deze tijd ‘Assyriër’. Daarmee
toonden ze gemeenschappelijke burgers van het land Assur (Assyrië) te zijn. Daarbij was‘Assur’ of ‘Ashur’ de enige naam die voor het land en de bevolking in dit deel van de wereld
werd gebruikt. Dit bleef zo tot de tijd van Christus’geboorte. In het jaar 331 v. Chr. bracht de
Macedoniër Alexander de Grote het grote rijk Assur en Babylon onder zijn gezag. In de tijd
van zijn heerschappij was het dat de naam ‘Ashur’ als Assur en het land Assur bekend werd.
Omdat het Griekse alfabet de letter ‘sh’ [s]niet kent, werden alle namen die met ‘sh’ werden
gelezen als ‘s’ uitgesproken, zo werd bijvoorbeeld Samiran als Semiramis, Sargon als Sargon
en Saro als Saro uitgesproken.
Enkele personen van onze kerkleiding voerde de naamgeving, waarmee we ons volk in de
loop van de geschiedenis aanduiden, terug op een brute, bezeten en roofzuchtige koning van
vreemde oorsprong. De naam van de koning waar het hier om gaat is Kyros; hij leefde van
600-528 v. Chr.. De naam van deze Medisch-Perzische koning van Arische afkomst, wordt als‘Kiros’ gelezen. In zijn moedertaal Perzisch wordt hij ook als ‘Keyhusrau’ aangeduid. Hij viel
in het jaar 539 v. Chr. Mesopotamië binnen. Ik zal met genoegen een antwoord tegenover de
verkeerde theorieën van sommige religieuze leiders zetten. De Mesopotamische cultuur –waar
onze wortels zitten- en de grote naam van het voorname ‘Assur’ dat uit haar ontsprong, had al
duizend jaar voor Kyros werd geboren de hegemonie over de grond van onze geboortestreek.
Dat betekent dat wij als volk al bestonden toen van deze koning in de verste verte nog niets te
zien was. Volgens mij was de bedoeling van deze onjuiste stelling om ons onder alle
omstandigheden van onze prehistorische wortels –toen wij nog geen christen waren- te
vervreemden.
De tijd van de kerstening
Nadat onze voorvaderen in de geschiedenis hun politieke en militaire autoriteit hadden
verloren (ongeveer 600 v. Chr.), moesten ze zich als onderdanen en slaven eerst onderwerpen
aan de onderdrukking en tirannie van de Perzen, vervolgens van de Grieken en ten slotte van
het Romeinse rijk. In deze situatie kregen zij hulp van het christendom. Men klampte zich
vast aan de leer die de mensen niet alleen tot vrede en hoop oproept maar elk mens met
vertrouwen en geloof het hemelrijk belooft. Het paradijs wordt beschreven als een oord dat
ver van bruutheid en dwingelandij zou zijn. Hele scharen voelden zich aangesproken door de
boodschap die redding uit onderdrukking en tirannie aankondigde. Voor dat beloofde paradijs
verliet ons volk alles wat het in duizenden jaren had voortgebracht, waarvoor het honderden
jaren moeite gegeven had. Men wijdde zich aan deze nieuwe leer. De eerste kerk die werd
gesticht, begon het leven van alledag van de eerste gelovigen te regelen. De nieuwe leer die
ons volk had aangezet te vluchten, was er daarnaast ook op gericht dat de mensen hun leven
en zelfs hun dood aan deze godsdienst moesten wijden.
Er is in de hele geschiedenis van de christelijke godsdienst geen enkele kerk die in dezelfde
mate geleden heeft aan onderdrukking en willekeur, zoals de kerk waar onze voorvaderen
zich om hadden geschaard. Onze geloofsleiders brachten ons hele volk ertoe, zich voor deze
nieuwe godsdienst te mobiliseren zonder te vechten, zelfs bij ’t zien van de dood. Zo gingen
onze voorvaderen die de nieuwe godsdienst hadden aangenomen naar de ‘oude’ wereld, in het
bijzonder naar Azië en Afrika, om daar de mensen voor het geloof te winnen. Duizenden
enthousiaste volksgenoten verlieten hun ouders, broers, zussen en gezin; zwoeren de wereldse
goederen af en gingen in kerken of kloosters om tot geestelijken te worden opgeleid. Volgens
het nieuw aangenomen geloof verzekerden ze zich op die wijze van een glansrijke toekomst
in het hiernamaals.
Een andere stelling van het christendom is dat het leven in deze wereld slechts voorbijgaand is
en niet meer opmerkzaamheid verdient dan een leven in een theaterstuk. Er werd benadrukt
dat iedere gelovige christen na zijn dood overgaat in een eeuwig leven in de hemel waar geen
despoten, tirannen of dieven zijn. Daardoor veranderde voor ons Assyriërs de kijk op het
leven volkomen; met de tijd begonnen wij uitsluitend op het beloofde leven in het
hiernamaals te wachten. Parallel daaraan werd ons steeds weer opgedrongen dat men in die
wereld (het paradijs) niet de noodzaak zal voelen te vluchten in bijvoorbeeld materiële zaken
die men denkt nodig te hebben. Zo vertaalde zich het aspect, dat iedere verdediging tegen de
dood of soortgelijk gevecht, op alle levensgebieden overbodig zou zijn. Hiermee wilde men
alleen overbrengen dat de eigenlijke plaats van de mens niet in deze wereld was, maar in de
andere wereld. Dit wereldbeeld zou fatale gevolgen hebben.
Om alles wat hierboven is beschreven te behouden en te beschermen, kreeg de kerk het
karakter van een ‘officieel instituut’. Daarmee kon men iedere gelegenheid in het werk en
leven van de aanhangers organiseren en sturen. Op dit fundament schiepen ze het ambt van de
patriarch, de boodschapper van God op aarde; de hoogste leider van de kerk met de meeste
bevoegdheden. Op de tweede plaats komt de ‘Maferyono’, dat wil zeggen de metropoliet en
in deze volgorde volgen de ‘Oberpiskopat’, ‘de Piskopat’, de priester, de monnik en de
diaken. De patriarch beschikte over een grenzeloze macht over alle levensgebieden van het
Assyrische volk. Wat betreft de organisatie van het leven bezat ook de kerk dezelfde macht en
autoriteit.
Onze mensen moesten zich aan de voorschriften en regels van de kerk houden en
gehoorzamen om het beloofde paradijs te kunnen bereiken. Bij overtredingen werd met‘terugkeer naar de hel’ gedreigd. Dit betekende gebruik van geweld, zodat opnieuw de
dreiging van afhankelijkheid ontstond.
Zonder twijfel nam onze kerk de erfenis van duizenden jaren oude tempels, gewoonten,
gebruiken en religieuze betrekkingen over zoals men ze in Babylon en Nineve vond. Zoals
kleding, wierookketels, klokken en dergelijke die priesters bij hun ceremoniën voor het altaar
gebruiken. De in Babylon en Nineve heersende koning was ook het religieuze hoofd waardoor
hij zowel de wereldlijke als de religieuze macht in zich verenigde; precies hierop maakt een
patriarch tegenwoordig ook nog aanspraak.
Onze kerk zag voor het Assyrische volk de christelijke godsdienst als levensdoel. Ze
gebruikte haar mening die het christendom op grond van de dogma’s ten aanzien van het
universum en met betrekking tot geschiedenis en maatschappij had, om tegen onze historische
naam ‘Assur’ op te treden. Ze liet niets onbeproefd, opdat de naam ‘Assur’ zich niet met de
nieuw aangenomen godsdienst zou verdragen tot het volledig zou zijn uitgewist. De
belangrijke grondslagen die wij als natie hadden geërfd werden door de kerk niet benut. De
totale rijkdom van onze cultuur werd voorzien van het stempel ‘ongeloof’ en men verbood
elke vernieuwing die afweek van de door de kerk aangegeven kaders.
Ondanks de belangrijke literatuur, die zo vele van onze grote denkers, geestelijken, auteurs,
dichters, schrijvers van volksliederen van onze voorbije geschiedenis met zorgvuldigheid
creëerden, komt men in hun werken geen enkele uitspraak tegen die bijvoorbeeld het
heldendom vereert, het leven opvrolijkt of het verkrijgen van grond om onderdak te vinden
verdedigt. Op deze manier verstarde onze cultuur en literatuur tot een religieus product dat zo
in beslag werd genomen. Tussen onze literatuur en de ‘geschiktheidstheorie van het levendige
leven’ kwam het niet tot overeenstemming.
Wij zien, hoe talrijke van onze niet-christelijke buurvolkeren de nationale cultuur van hun
volk, hun gewoonten, gebruiken en ook haar geschiedenis, die ze uit het verleden meenamen
tot vandaag de dag behouden en met grote trots verzorgen. Bij ons is echter precies het
tegenovergestelde het geval. Ons leven werd door de bovenbeschreven handelwijze veranderd
in een puur religieus leven en onze maatschappij in samenleving van kerkmensen. Zodat wij
tegenwoordig nog als volk geheel door mannen van de kerk in de zin van ondergeschikten en
heersers worden geleid. In het jaar 500 na Chr. viel onze kerk waarvan bijna niets
vergelijkbaars te vinden is, in meerdere delen uiteen. Kern van de oorzaak van de deling was
de ommekeer van de nieuwe theorieën van het christendom die onze auteurs en denkers toen
voortbrachten.
Omdat het christelijke geloof en het dialectische denken lijnrecht tegenover elkaar stonden,
was overleg onmogelijk. De deling tussen onze geloofsleiders op het gebied van het religieuze
denken, leidde daarom tot een scheiding in ons volk en kerk. Omdat de te verdedigen
theorieën als onbestrijdbare waarheden golden, was er van een sfeer of gedachtenwereld van
samenwerking helemaal geen sprake.
Eén van de beide kerken die daarbij ontstond, was de hoofdkerk in het westelijke
Mesopotamië; de kerk van Antiochië –dat wil zeggen waar de orthodoxe Assyriërs hun
toevlucht vonden en zich organiseerden- en de andere was die in het oostelijke deel, waar de
Assyrische Nestorianen zich terugtrokken en organiseerden. Later werden ze dan ook onder
de naam ‘west’ en ‘oost’ bekend.
Dezelfde leiders die de door onze religieuze leiders naar voren gebrachte meningen als
logisch hadden geaccepteerd, deelden zonder echte reden ons volk in twee verschillende
blokken. Ieder contact tussen leden van de beide kerken werd verboden door middel van
intimidatie. Later ging de polarisatie over in gewapende conflicten. Aan beide kanten werden
kinderen van ons volk, alleen vanwege religieus-confessionele geschillen van mening, de
dood ingestuurd. De twee partijen pakten om deze zaak hun wapens op, in plaats van ze tegen
oost-Rome en Perzië te richten die hun land beroofden en uitbuitten. Beide vreemde
mogendheden ondersteunden de partijen en zagen in deze situatie een gunstige gelegenheid
om uit de aanwezige twisten hun voordeel te halen het land Assur (Assyrië) onder hun
heerschappij te brengen.
Op deze manier werd de tirannie en onderdrukking die ze ons volk aandeden, aan de kant
geschoven en vergeten. Uit alle macht maakten de onderdrukkers de problemen erger door
beide kanten van ons volk tegen elkaar op te hitsen. Op grond van deze conflicten in een
periode die als ‘die van de schande in onze geschiedenis’ bekend is, werden beide partijen van
onze kerken verzwakt en uitgeput. Tienduizenden mensen die geen uitweg meer konden zien,
zagen hun redding door in groten getale naar de godsdienst van het heersende andere volk te
gaan. Toen de Oostromeinse en Perzische uitbuiters aan de conflicten nog politieke
tegenstellingen toevoegden, werkten die als olie op het vuur. Dit keer waren het de Perzen die
het ene deel van ons volk, namelijk de in het oosten thuishorende Assyrische Nestorianen
verzorgden en ze ondersteunden, terwijl de Oostromeinen zich om de orthodoxe Assyriërs
bekommerden.
Kortgezegd werd aan beide kanten van ons volk meedogenloos bloed vergoten ten voordeel
van de beide uitbuitende machten. Juist om deze reden werd aan de touwtjes getrokken door
de onderdrukkende koloniale mogendheden die ons lot bepaalden. Zelfs de patriarchen die als
religieuze leiders aan het hoofd van de kerken staan, werden door deze koloniale
mogendheden benoemd. Ten gevolge van de ondraaglijke situatie emigreerde ons volk naar
de verschillende hoeken van het Nabije Oosten waar het een rustig leven ver van alle
problemen wilde leiden.
Om de duurzaamheid van deze conflicten ook op de komende generaties te laten overslaan,
namen diegenen die in staat waren te schrijven de pen ter hand. Onze religieuze leiders
verboden zelfs alle werken die niet tot dit soort literatuur behoorden. Op deze manier werd
ook onze literatuur in tweeën gespleten. Deze literatuur vervloekte iedere relatie tussen de
leden van de beide kerken. Op grond van deze stand van zaken waaraan onze mensen
uitgeleverd waren, kwam men zover, op iedere kans die ons volk vrede en rust bracht, ‘ja’ te
zeggen. Want ons volk moest jaren met het gezicht in het stof met deze conflicten leven.
Het jaar 640 na Christus
Op grond van de steeds over hen losbarstende catastrofen waren de Assyriërs als volk nu
uiterst afgezwakt. Dit droeg er echter ook toe bij dat ons volk zeer religieus bleef. De beide
partijen hadden bijna geen gemeenschappelijkheden meer wat de herwinning van de
geboortestreek of het verkrijgen van grond betrof. Met het oog op de systematisch
uitgeoefende druk, dwingelandij en verachtelijke behandeling op de leden van de beide
kerken, moesten de kerken een uitweg zoeken om ineenstorting te voorkomen. Ze zagen
mogelijkheid om bij militaire machten (die buiten het conflict stonden) toevlucht te zoeken,
onder voorwaarde een einde te willen maken van de gewekte ellende. Zo kwam het dat elk
van onze beide kerken via verschillende wegen van de fanatieke aanhangers van het
Arabiërdom en de islam (de nieuwe koloniale, religieuze en militaire macht), de deuren naar
ons geboorteland Mesopotamië openden.
De conflicten werden met inmenging van deze nieuw binnengelaten despotische macht
voortgezet. Men liet dergelijk ongehoord optreden toe om telkens de andere kerk en haar
leden uit de weg te ruimen. De leiding van de beide kerken begingen een grote fout, want de
godsdienst van de nieuwe machthebber en bezetter plaatste voor elk van de beide kerken
enorme hindernissen die moeilijk te overwinnen waren. De fanatieke arabophil/islamtische
bendes konden zo op een eenvoudige manier in alle rust op onze grond komen, zonder dat ook
maar een enkele pijl afgeschoten werd. Toen de uitbuitende, fanatiek-islamitische bezetters de
bovenbeschreven situatie met eigen ogen zagen, ontwikkelden ze nog meer criminele
activiteiten. De nieuwe koloniale godsdienst bracht in ons land de volgende situatie:
Met geweld en door onrechtmatige inbezitneming kwam de islamitische
godsdienst op de plaats van zeer veel andere godsdiensten, in het bijzonder van het christendom.
In plaats van het Assyrisch –tot dan toe de dominerende handelstaal- werd met dwang en geweld het Arabisch ingevoerd.
De vermoeide en uitgeputte Assyriërs verwachtten van de plunderaars die ze in hun land
hadden binnengelaten positieve ontwikkelingen; speciaal rust en vrede. Toen ze echter precies
het tegendeel ervoeren, was het een schok. Op grond van de door de islamitische bezetters
toegepaste tirannie gingen talrijke afstammelingen van de Assyriërs tot de nieuwe godsdienst
over; om hun maatschappelijke positie niet te verliezen legden ze hun verleden volkomen
naast zich neer. De tot de islam toegetreden Assyriërs werden opgehitst tegen de christelijke
Assyriërs die nu in de minderheid waren. Tienduizenden Assyriërs die de islam niet hadden
aangenomen, werden door de islam toegetreden Assyriërs bloedig vermoord. Op een
dergelijke manier vernietigd, werd ons volk geleidelijk in de rol van een minderheid
gedrongen.
In de eerste tijd van het optreden van de koloniale islam stootte de Assyrische taal op geen
enkele negatieve reactie want ze werd door alle mensen gebruikt, ook door de Arabieren.
Toch liet men in de daaropvolgende tijd het Arabisch op de plaats schuiven. Tot aan de tijd
van de grote geleerde Yuhunan Bar ‘Cebroyo (dat betekend van Bar Hebreus resp. Grigori
Abu al Farag) zorgde men ervoor dat het Arabisch steeds meer binnendrong in het leven van
alledag. Deze ontwikkeling hield aan tot de huidige toestand. Onze moedertaal, het Assyrisch,
verloor har oude betekenis, tot het uiteindelijk alleen nog door een kleine nationale
minderheid gesproken werd. Onze taal was in ons gebied duizenden jaren de enige taal van de
leer en de wetenschap. De rijkdom van de wetenschap werd door de Assyrische geleerden in
het Arabisch binnengebracht. De koloniale macht van de fanatieke aanhangers van het
Arabiërdom en islam kon dan ook naar Spanje en vandaar naar andere landen van het westen
komen.
Ten gevolge van de talrijke catastrofen die over ons volk kwamen, gaf men het op en verzette
zich tenslotte niet meer. Desondanks hield men zich vast aan de deling van onze kerken.
Naast de eenzijdige zienswijze van onze kerkleiding was het bekrompen denken hier ook
oorzaak van. Dit alles liet zijn sporen als volgt achter:
De religieuze-confessionele deling houdt nog verscheidene eeuwen aan
• De complete verwarring in onze kerken duurt voort.
• Door het feit dat de beide kerken aan hun eenzijdige en bekrompen zienswijze
vasthielden en aan deling geen einde konden maken, waren ze niet meer in staat
oplossingen te vinden voor de ellende, onderdrukking, tirannie en plunderingen
waaronder ons volk leed.
• De kerk steunde op de grote families, in het bijzonder de goedgesitueerde rijke
Assyrische families die op deze manier in woord en daad invloed hadden op de kerk.
In plaats van het ontwikkelen en laten opleven van de taal, liet men haar te gronde gaan terwijl dit juist één van de fundamenten voor de identiteit van een natie is. Ondanks dat onze taal sinds lange tijd de heersende taal van klein Azië – vooral van het Nabije
Oosten -, en ook talrijke andere regio’s was geworden, werd nu haar positie met allemacht ontmanteld.
• Werd onze taal op grond van de in de kerk geldende gewoonten en gebruiken
tenminste gedeeltelijk bewaard, zo groef men haar daarentegen te midden van de talen
die nieuw in het land gekomen waren, heel bewust het graf. Oorzaak hiervoor lag
steeds in de vijandige houding die de kerk tegenover de natie en de wetenschap had.
De kerk voerde politiek van nationale verloochening. En juist daarom drukte de kerk
de talen van de heersende bezetters zonder tegenprestatie of compensatie aan de borst.
Zo werden bijvoorbeeld Arabisch, Turks, Perzisch en Koerdisch zelfs in de liturgie
binnengelaten.
Ons volk kwam in alle windstreken terecht en werd in onzekere situatie uigeleverd.
• Elk jaar nam onze bevolking in aantal af.
• Wij bleven als een volk met een onzekere toekomst over.
Waarheen zou de kerk met deze methode de mensen van ons volk dat volledig was beroofd
van zijn nationale gevoelens en historische identiteit nog hebben kunnen brengen? Er was een
tijd dat dit volk werkte op de geboortegrond en de mensheid met zijn landbouw, industrie en
cultuur, een aanzienlijke erfenis naliet. Maar nu leidt dit volk een kwijnend bestaan waarin het
als een kleine nationale minderheid binnen talrijke andere volkeren volledig in de hoek wordt
gedrongen.
Het begin van de 19e eeuw
Ten eerste werd ons volk en onze geboortegrond door de bezetter en door de roofzuchtige
koloniale heersers ondersteund door onze kerken, in talrijke delen versplinterd. Ondanks de
vele catastrofen die ons volk teisterden, lukte het haar –ondertussen een nationale minderheid
in het Nabije Oosten- om de godsdienst, geschiedenis, cultuur en gebruiken van haar
voorvaderen min of meer te bewaren. Toen men dat in dit fragmentarisme de 19e eeuw betrad, bracht dit tijdperk een nieuwe generatie schrijvers voort. Deze schrijvers die uit het verleden hadden geleerd om de pen ter hand te nemen, gaven onze mensen het tegenovergestelde van het verleden: de gedachten van een nationaal bewustzijn. Bovendien riepen ze onze mensen ook op zich weer onder het dak van de nationale eenheid te verzamelen. Daarbij richtte deze oproep zich tot alle confessies die tot het Assyrische volk behoorden, dat wil zeggen tot de orthodoxen, nestorianen, katholieken en protestanten. Bij latere generaties veranderden deze oproepen zich in nationale eisen. Ook werd overal door onze schrijvers, dichters en volkszangers ondersteunende en tot de massa gerichte propaganda bedreven. Met het oog op dit nationaal bewustzijn dat sterk wortel schoot, was onze kerk gedwongen tot hervormingen.
In het bijzonder de dictatuur van de geloofsleiders verminderde tot het minimum. Aan de
andere kant nam op basis van de geschiedenis, geografie en taal, ook de vereniging en het
verkrijgen van grond een plaats in onder de wensen. Overeenkomstig de gemaakte richtlijnen
wordt het voor de nieuwe generaties als het ware een wet, zich op de traditionele plaats als
boer te vestigen. Geen van de genoemde wensen vormde een hindernis voor de leer of
toekomst van onze kerken. Juist de opleving van onze kerk en het feit dat het volk zich nu
meer om haar bekommerde, vergrootte de aandacht op een betere organisatie. En onze kerken
begonnen ons volk tot ‘eenheid’ op te roepen.
Ook nu zien we opnieuw het gebrek aan goede organisatie in onze kerken. Om deze reden is
het noodzakelijk, dat onze kerken in het oosten en westen met de tijd meegaan en
organisatiestructuren vernieuwen. Dat wil zeggen, dat ze met hun oude organisatievormen in
onze huidige ontwikkelde industriële maatschappij niet kunnen bestaan en zelfs volledig
verdwijnen onvermijdelijk is. We moeten accepteren dat het met het oog op onze huidige
problemen uiterst kortzichtig is te denken dat men alleen met religieuze gebruiken,
ceremoniën en dergelijke op den duur kan blijven bestaan. Onze kerken moeten onze jeugd
vertrouwen geven en de weg vrijmaken voor een nuttig gebruik van de kennis. Ze moeten in
staat zijn om zich met nieuwe ideeën en gedachten toe te rusten en op wensen en oproepen
van onze bevolking in te gaan. Ze moeten aan iedere constructieve gedachte gehoor geven,
wat immers voor de eenheid van ons volk ook nodig is.
Als onze kerken ooit een onafscheidelijk deel van onze nationale geschiedenis willen zijn en
zo willen worden gezien, moeten ze de belangrijkste hierboven beschreven begrippen en het
zelfbewustzijn een plaats geven. Ondanks de talrijke catastrofen, onderdrukkingen en
bloedbaden, is het duidelijk dat onze geloofsleiders niet van het verleden hebben geleerd. Hun
houding maakt duidelijk dat ze zijn vastgeroest in het middeleeuwse denken, daarbij moet
worden benadrukt, hoe misplaatst en vooral hoe tegengesteld zo’n denkwijze met het oog op
de voorwaarden waarop het steunt, tegenwoordig is. Ik wil duidelijk maken, dat de kerk door
in het verleden uitgesproken vloeken tegen de jonge generatie schrijvers en denkers, de
natuurlijke intermenselijke betrekkingen van ons volk, schade heeft gebracht. Men zou juist
trots op deze mensen –die een vereniging van onze kerk met ons volk wensten- moeten zijn,
in plaats van hun uit te sluiten. Veel van onze belangrijkste problemen moeten in
samenwerking worden opgelost. Op de eerste plaats komt bijvoorbeeld uitbreiding en
modernisering van onze nationale taal waaraan de geschoolden van ons volk en de kerk
gemeenschappelijk zouden moeten werken. Deze missie zou men als nationale opdracht
moeten zien.
Na de deling in onze kerk, gaf de orthodoxe kerk die haar heilige stoel in Antiochië vestigde,
aan hun kerk direct de naam van deze plaats. De naam werd ‘kerk van Antiochië’. Later
veranderde naam, terwijl ze zich losmaakte van onze geschiedenis op grond van de nieuwe
religieus-politieke lijn. Het werd de ‘Syrische kerk’. De naamsverandering was niet in
verband met het feit dat leden van de kerken dichter bij Antiochië of Damascus waren dan bij
Nineve of Assur, maar dit gebeurde om ons van onze taal, geografie en geschiedenis te
vervreemden. En dat terwijl de gelovigen zich in alle delen van de geboortegrond bevonden.
Zo waren dit bijvoorbeeld Amid (het huidige Diyarbakir), Urhoy (het huidige Urfa), Nsibin
(het huidige Nusaybin), de bergen van Tur-Abdin, Zacho, die van Erbil, Kirkuk, Qurarto en
Mossul (de laatste in het huidige Irak).
Nu moet men zich het volgende afvragen:
Waarom en met welke bedoeling hebben onze kerkleiders deze veranderingen
ondernomen?
In dienst van welke politieke macht is onze voorchristelijke geschiedenis het stempel
van het atheïsme opgedrukt en vervloekt?
Vanwaar de vele vernielingen en afdwalingen en wie profiteerde ervan?
Talrijke historische werken, zoals schilderijen, standbeelden en borden die bij opgravingen in
Nineve, Assur en veel andere steden uit ons gebied te voorschijn kwamen, bewijzen dat wij de
afstammelingen van de Assyriërs zijn. De werken van onze voorvaderen bewijzen dat onze
voorouders een grote bijdrage hebben geleverd in de vooruitgang van de mensheid. Zo kom ik
op een laatste belangrijke punt dat niets aan actualiteit verloren heeft. Onze kerk moet zich
hoeden voor anti-humanistische maatregelen –van welke aard dan ook- die de betrekkingen
van de gelovigen van onze kerken kunnen schaden. Onze kerk moet ook oppassen voor de
activiteiten van betaalde opruiers en collaborateurs uit de groep van de familieopperhoofden
die bij het doorvoeren van zulke maatregelen belast zijn met de correspondentie. Onze kerk
moet met behulp van hervormingen democratiseren. Want dat is de wens van elke eervolle en
loyale volksgenoot. Daarom is het van groot belang dat onze kerk zich naast ons volk plaatst
en ervoor zorgt men zich kan vestigen op grond dat van generatie op generatie is geërfd. Onze
kerk kan de talrijke problemen van politieke en sociale aard niet aan. Om deze reden moet ze
afstand doen van haar middeleeuwse mentaliteit. Daarbij moet ze stappen ondernemen die aan
de eisen van onze tijd voldoen. We zullen ons inspannen voor een betere toekomst van onze
kerk en om de uit ons verleden meegenomen geschiedenis, taal, cultuur, gewoonten en
gebruiken te bewaren. De basis bij de uitvoering zal allereerst bij ons volk, onze kerk en de
mensheid liggen.
De functie van taal
Taal is zonder twijfel een verschijnsel om de onderlinge verstandhouding te dienen tussen
mensen die in één of meer landen leven. Toch mag men de invloedrijke rol die de taal
tegelijkertijd ook voor de geschiedenis van het volk speelt niet onderschatten. Daarom zou
een beschaving zonder taal ondenkbaar zijn. Het geschetste is natuurlijk niet het resultaat van
toeval.
De geschiedenis van de vroegste eeuwen van de mensheid van het eerste begin; het leven van
de mensen en de ontelbare gebeurtenissen. De verhalen die wij generaties lang door
mondelinge overlevering erfden, is onder meer tot ons gekomen doordat de mens voor de
eerste keer zijn stalen pen voor het schrijven gebruikte.
Taal is het product van meer dan één mens. Het is voor de mens een methode het leven en de
ontwikkeling te begrijpen. De taal ontwikkelde zich doordat ze van generatie op generatie
steeds rijkers werd. In alle perioden vervulde taal de behoefte van mededelen; het menselijke
denken had die psychische en materiële behoefte. Omdat taal een levend iets is, verandert ze
dus ook mee met de vooruitgang van elk tijdperk.
Ieder volk bezit een eigen taal en cultuur maar dit hoeft geen isolatie te betekenen als het
economische en politieke relaties heeft met andere volken. Uit deze contacten worden
uitingen en woorden geleend van andere volkeren die in passende vorm worden toegevoegd in
de eigen taal. Op deze manier breidt taal zich uit en wordt het verrijkt. De mens heeft altijd
behoefte gehad om ‘vooruit’ te komen en om zich te oriënteren op alle gebieden, zo ook in de
taal en cultuur.
De Aramees-Assyrische taal
De Aramees-Assyrische taal is de oudste taal van de Semitische taalfamilie. Tegelijk behoort
ze tot één van de oudste van alle levende talen ter wereld. Ook vanuit historisch gezichtspunt
speelde ze honderden jaren een belangrijke rol bij de vooruitgang van de mensheid. Dat was
in veel streken van de wereld het geval, in het bijzonder in het Nabije Oosten.
De Aramees-Assyrische taal is product van het scherpzinnige Sumerische, Akkadische,
Babylonische, Assyrische, Arameese en Chaldeese culturele denken. Uit de vermenging van
deze geheel met elkaar verwante taaltak kwam de besproken taal naar voren die in de
geschiedenis Aramees-Assyrisch werd genoemd. Een tijdlang was het de moedertaal van de
Perzen. Het breidde zich uit tot de volkeren van klein Azië en India. De letters van het alfabet
van deze taal werden ook voor veel volken van het oosten voor het schrijven van hun
volkstaal gebruikt. De letters van het Arabische alfabet zijn hierop gebaseerd. Ook een groot
deel van de Griekse letters is op dit alfabet terug te voeren. Daaruit ontstond het in heel
Europa gebruikelijke woord alfabet. De aan dit woord gegeven vorm ligt in de verbinding van
de eerste twee letters van het Assyrische alfabet. Dat zijn Alaph-Beth en Olaph-Beth.
Zelfs tegenwoordig kan men nog de sporen zien die deze taal en dit alfabet op een breed
gebied hebben nagelaten. Als voorbeeld kan met de volgende gebieden noemen: de kusten
van Canakkale (in de Europese talen Dardanelen. Nsibin), de oostelijke regio’s van China, het
zuiden van India en gebieden langs de Nijl. Geen van de oosterse talen had zich over zo veel
regio’s en in zo’n mate uitgebreid. Het zou niet onjuist zijn, als wij de situatie van deze taal
vergelijken met de huidige positie van het Engels. De Aramees-Assyrische taal was een
tijdlang ook bekend als ‘Taal van de Tigris’ (Dicle). Aan beide kanten van de rivier leefden
Assyriërs. De taal heeft zich hier ontwikkeld. We weten niet precies hoe lang ons alfabet in
gebruik was. Wat wij weten is dat het al sinds de tijd van koning Sanharib (in de jaren rond
700 voor Christus) onder de volken van het Assyrische rijk werd gebruikt. Het schrijven van
het ‘kleischrift’ was uiterst moeilijk, vooral op stenen en lemen platen. Toen men de letters
van een nieuw alfabet begon te gebruiken, gaf dat dan ook verlichting.
De wortel van de dialecten die de grote volksgroepen Semieten, Akkadiërs, Babyloniërs,
Assyriërs, Chaldeeërs, Arameeërs spraken, ligt in de Semitische taal. Deze verschillende
dialecten zijn zeer nauw met elkaar verbonden. De taal stond eerst als Aramees bekend, reden
hiervoor was dat de Arameeërs door hun handelsbetrekkingen met de verschillende landen,
vooral die met het Nabije Oosten, hun taal naar andere landen overbrachten. De Sumeriërs
gebruikten dezelfde Semitische taal.
Hoewel veel woorden en uitdrukkingen van de taal eigenlijk niet Semitisch zijn, kan gezegd
worden dat de Sumerische taal zich heeft vermengd met de hierboven beschreven unieke taal
die de volksgroepen hadden gemaakt. Dit alles gebeurde voor Christus’ geboorte.
De tijd na Christus’ geboorte
De tegenwoordig door ons gebruikte boeken en woordenboeken stammen uit de eeuwen voor
Christus tot de eerste eeuwen na Christus. Dat toont dat we vandaag de dag in principe nog
dezelfde taal spreken en schrijven. We spreken en bewaren deze 2000 jaar oude taal die aan
de oevers van de Tigris is ontwikkeld, nog steeds. De Aramees-Assyrische taal was in woord
en geschrift de enige heersende taal die in het Nabije Oosten tot en met het jaar 1200 na
Christus de onderlinge verstandhouding van de volken diende. Na die tijd ging die rol over op
andere talen van de regio, vooral op het Arabisch. Dit kwam omdat veel Assyriërs de
christelijke godsdienst hadden verlaten. Assyrisch werd alleen nog dor de christelijke
Assyriërs gebruikt. Onze voorvaderen die het christendom de rug toekeerden, verlieten
gemeenschappelijk met de godsdienst ook hun taal.
Onze taal is in twee dialecten verdeeld. Deze worden met oost en west aangegeven. In het
Oost-Assyrisch (het oostelijk dialect), komt aan het eind van een woord een ‘a’-klank en in
het West-Assyrsiche een ‘o’-klank (bijvoorbeeld Bayta-Bayto, Kalba-Kalbo en Arya-Aryo.)
De woordenschat van de geschreven taal is hetzelfde, net zoals de grammatica en het alfabet
dat precies 22 letters heeft. Geringe veranderingen ondervond het schrift door toevoeging van
enkele kleine basistekens bij de letters. Nadat onze voorvaderen het kleischrift achter zich
lieten, gingen ze over tot het quadratschrift (het Estrangelo).
Later gebruikte men het ‘schriftsoort van het heilige nieuwe testament’. Bij het vervaardigen
van de heilige boeken en officiële schriftstukken greep men steeds naar deze methode.
Tegenwoordig gebruiken we nog andere letters die later werden ontwikkeld. Die maken het
mogelijk om sneller en doelmatiger te schrijven. De Hebreeuwse letters van tegenwoordig
hebben –met geringe afwijkingen- dezelfde vorm als de letters van het quadratschrift. Deze
zijn tussen de jaren 600 tot 400 voor Christus in stand gebleven.
In principe spreken nu de Assyrische christenen die het Oost-Assyrisch dialect gebruiken
dezelfde taal als zij die het West-Assyrisch spreken. Daarbij is het vanzelfsprekend dat ook
die taal in de behandelde perioden enige verandering ondervond. Dit was hoofdzakelijk het
gevolg van door mensen bepaalde veranderingen. Hoewel deze taal in de geschiedenis soms
Aramees wordt genoemd was het toch meer dan 2000 jaar onder de naam Assyrisch bekend.
Als sprekers en gebruikers van deze taal zijn de Assyriërs als enige eigenaar te beschouwen.
Afgezien daarvan speelden ze ook een flinke rol bij de inspanning om een taal te scheppen en
haar te redden voor de ondergang.
Juist om deze gerechtvaardige reden, noemen wij de taal Assyrisch. Want zij die deze taal
spraken en de enigen die haar in leven hielden, waren de Assyriërs.
-----
Een uitgave van het Centrum voor Informatie en Documentatie Assyrië (CIDA)
Geschiedenis, taal en cultuur Gedachten over de nationale identiteit van de Assyriërs
Door Malfono Yuhanun Qashisho
Titel van de originele uitgave: Tarih-Cografyamizla, Dil ve Kültürümüzle Bizler Asurkulariz.
Vertaling uit het Duits: Geert Lassche
Redactie en vormgeving: Isa Sumer
Vertaling door Geert Lassche
|